Van het mulle zand en het ruime sop
Rudy, van beroep: reizende. Nog altijd.
In Vinkhuizen kennen ze hem als de klusjesman van de wijk: Rudy. Maar lang niet iedereen weet van zijn technische achtergrond in de scheepvaart. Toch is het niet moeilijk om met hem aan de praat te raken. Een veelzijdig man, vol onverwachte talenten. En vol goeie verhalen, zoals het een zeeman betaamt. Veel meegemaakt, veel in zijn mars.
“Mijn vader, die kon echt álles maken wat hij zag. Ik ben handig genoeg, als techneut. Dat is mijn vak, en ik kan je precies leren hoe je moet zagen en vijlen en zo, maar van nature ben ik zelf geen bankwerker. Ik ben een bouten-en-moeren-man.” Rudy, klusjesman in Vinkhuizen, kent zichzelf. Maar hij is veel meer dan dat. Hij blijkt van alle markten thuis. We spreken hem in de Huiskamer.
“Ik ben scheepswerktuigkundige: ik kom van de vaart af. Mijn opleiding kreeg ik bij het internaat Oranje Nassau in Delfzijl, een soort LTS voor de scheepvaart. Drie jaar ben ik daar geweest, en toen: erop uit, het ruime sop. Na een jaar of tien heb ik het weer aan de wal geprobeerd, maar zoals bij zoveel zeelui: daar kon ik niet zo goed meer aarden. Het duurde niet lang of ik had mijn flat en mijn baan alweer opgezegd en mijn rugzak gepakt. Ik was weg. In die jaren wisten mijn ouders ook niet waar ik zat. Ik stuurde ze wel eens een ansichtkaartje, maar voordat dat ansichtkaartje aankwam zat ik alweer ergens anders.”
Ongeluk
Zijn thuisbasis had hij in Groningen, maar steeds bleef het buitenland trekken. Totdat zijn leven in één klap werd onderbroken door een ernstig verkeersongeluk. Een week heeft hij in coma gelegen. De revalidatie verliep moeizaam. Dankzij een paar jaar intensieve fysiotherapie kwam hij weer overeind, maar er is blijvende schade waarmee hij nu, 31 jaar later, nog altijd moet zien om te gaan.
Mijn ouders stuurde ik wel eens een ansichtkaartje, waar ik was. Tegen de tijd dat dat aankwam, zat ik alweer ergens anders.
Dat ongeluk was een hardhandig keerpunt in zijn leven. Opeens kwam hij langdurig thuis te zitten. Hobby’s genoeg, daar niet van. Zo had hij in de loop der jaren een geweldige verzameling zand aangelegd. Zand. Zijn unieke collectie telt ruim 3000 zandmonsters uit de hele wereld, die heel secuur en geduldig gedocumenteerd moesten worden in de computer. Daar is heel wat tijd in gaan zitten. Het was dan ook een klein drama toen de computer onlangs crashte: nu moet eigenlijk de complete catalogus opnieuw ingevoerd worden. “Ik vond één oude back-up, waar nog 300 monsters op staan, en de rest moet ik overnieuw doen. Ik heb er helemaal geen zin in, haha, echt helemaal geen zin!”
Maar op den duur was het belangrijkste dat hij weer de deur uit kwam. “Dertig jaar heb ik eigenlijk bijna niks gedaan. Je komt door zo’n ongeval in een isolement terecht. Ik kan sindsdien heel slecht tegen lawaai, tegen drukte. En waar moet je dan heen? Overal is immers lawaai, overal is drukte. En dan trek je je langzamerhand terug. Nou goed, daar wou ik vanaf. Daarom ben ik gaan kijken wat voor vrijwilligerswerk er was.”
Aan de slag
Iemand tipte hem voor fietsenmakerij Refidé. “Dat wordt gerund door Werkpro, op Zernike. Daar zit ik op de woensdagmiddag, dan maak ik wielen. Ik spaak ze helemaal nieuw, of ik repareer ze. Best leuk werk. Het houdt je bezig. Anders heb ik ook genoeg te doen hoor, wat dat aangaat heb ik genoeg om hakken. Maar ik wou voorkomen dat ik alleen nog thuis zat”. Zo is hij toen ook begonnen als klusjesman in de wijk. “Daar is het de ene keer druk, de andere keer is er niks te doen. De meest vreemde klussen krijg je daar.”
Een kopje thee kan ik thuis ook zetten, maar hier ben je gezellig onder de mensen
Bij toeval ontdekte hij de Huiskamer in Vinkhuizen. “Ik kom daar nu meermalen per week. Het bevalt goed. Je komt er weer eens uit, en je doet nieuwe dingen op, dat is wel leuk. Laatst stond er opeens een hele bak sushi’s op tafel: toen bleek dat er een jarig was geweest.” Is het daar niet te lawaaierig? “Het gaat wel, die paar uurtjes zo ’s ochtends. Dan heb ik de middag om bij te komen. En als het me teveel herrie wordt, dan doe ik mijn oorproppen weer in. Simpel.”
“Je kunt in de Huiskamer een kopje thee of koffie drinken en zomaar wat kletsen. Ik ben er nogal eens de enige haan in het hok. Maar het is gezellig en er gebeurt van alles. Morgen gaan we bowlen. Vandaag is het donderdag, dan wordt er met de groep gekookt. Zo heb ik afgelopen winter een maaltijdsoep gemaakt, waarvoor ik twee recepten uit het Verre Oosten had gecombineerd. Dat beviel goed. Straks wordt er ravioli in elkaar geprutst, met pesto, door Roos. We zullen zien hoe dat dat gaat.”
Blaren
“Met Oud & Nieuw hebben we kniepertjes gemaakt. Traditioneel worden op oudejaarsdag kniepertjes gemaakt van deeg, dan krijg je dikkere wafeltjes. En op nieuwjaarsdag geef je dan rolletjes: die zijn van vloeibaar beslag gemaakt, zodat ze dun blijven en niet kapot breken bij het oprollen. Daar had ik een speciaal stokje voor bedacht, om ze vast te kunnen houden – want je brandt je fikken aan die dingen! Je moet het heet doen, dus daar krijg je blaren van op de vingers. Maar toen ik aankwam waren zij al met deeg in de weer, dus het zijn kniepertjes geworden. En dat slimme stokje blijft liggen tot volgend jaar, dan gaan we rolletjes maken van beslag: dan krijg je echt papierdunne wafeltjes.”
Vervelen doe ik me niet gauw. De hele dag heb ik wel wat in de handen.
Dat slimme stokje van hem is typerend: op eigen initiatief verzint hij een vernuftig hulpmiddel, en hij maakt het ook maar meteen. Want Rudy mag graag ‘prutsen’, zoals hij zelf zegt. Altijd heeft hij wel een stukje touw bij zich, of een leren veter: daar maakt hij kunstige knopen van. Ingenieuze variaties op de aloude turkse knoop, waarmee padvinders vroeger hun das bij elkaar hielden. Zijn onafscheidelijke wandelstok is ermee getooid: een stevige ronde knop van glanzend leer. En zijn sleutelhanger heeft zo’n knoop van touw. Toen ze dat in de Huiskamer zagen, wilden ze ook wel zo’n sleutelhanger! Het zou erop uitdraaien dat hij workshops ging geven. En dus ontwerpt hij dan van tevoren weer een serie speciaal gereedschap voor de deelnemers. “Van een oude schroevendraaier kun je ook zoiets maken, op de slijpsteen”.
Het liep leuk, die eerste workshop. “Voor sommigen was het wat te ingewikkeld, maar anderen hebben nu een wit balletje van touw aan hun sleutelring hangen, en ze zijn er blij mee. Ik zie regelmatig zo’n ding op tafel liggen. Ze hebben gevraagd of ik het nog eens wil doen met kinderen”. Het heeft iets moois, om zo’n ambachtelijke vaardigheid te kunnen doorgeven. Zelf leerde hij zulk knoopwerk in Delfzijl.
Wandelen voor je conditie: het moet wel leuk blijven. Het is geen moeten.
Twee dagen per week gaat hij wandelen, in principe. “Eerst even kijken hoe dat been van mij is, en wat voor weer het is. Dinsdags is er een groep van het project ‘Slim leven’, die zijn wat fanatieker en gaan er steviger op. En op vrijdag is er een meer gemoedelijke groep van de Huiskamer, dat zijn echte hobbywandelaars. We maken tochten van vijf, zes kilometer, dus dat duurt ongeveer een uur, anderhalf uur. Dat gaat goed. Meestal lopen we hier in de wijk, of we gaan naar het bosgebied richting Hoogkerk. Ik doe het om mijn conditie wat op te bouwen, maar het moet leuk blijven. Het is geen moeten. We houden rekening met elkaar.”
Bewoonde oorden
En wat als de omstandigheden hem dwingen, thuis te blijven? Weer blijkt hij over een onvermoed talent te beschikken: cartografie! “Tijdens mijn scheepvaartopleiding in Delfzijl kregen we navigatie. Of je daar nu zat voor de binnenvaart of voor de kustvaart, iedereen leerde theoretisch navigeren. Dan kreeg je een enorme zeekaart, en dan had je maar uit te vogelen hoe je van A naar B kwam. Of ze zeiden: ‘Je vaart van Maastricht, via Haarlem naar Groningen toe’ – en dan moest je dus álle plaatsjes, bruggen, sluizen en kanalen die je tegenkwam opschrijven. Daar waren ze vreselijk streng in. Dat viel niet mee.”
“Maar inmiddels teken ik mijn eigen historische kaarten. Momenteel werk ik aan een kaart van de provincie waarop alle historische grenzen aangegeven staan: kerspels, waterschappen, jurisdicties, kloostergoederen, de hele rataplan. Plus alle bestaande en niet-meer-bestaande ‘bewoonde oorden’. Zo noemen we dat. Want iedere plaats begint met één huis, en de meeste eindigen met één huis. Heel veel Groningse gehuchten, zoals ze nu genoemd worden, waren vroeger dorpen: dat betekent dat ze er nog een kerk hadden met een eigen, vaste dominee. Sommige hadden zelfs hun eigen rechtsgebied. Maar door inkrimping van de bevolking is dat veranderd. Dat breng ik allemaal heel precies in kaart, en ik heb er plezier in.’
We zien wel
Intussen blijft het buitenland trekken, met name Griekenland. Dan maar per vliegtuig, of met de trein. Vaak is hij teruggereisd naar Rhodos, waar hij ooit in de jachthaven werkte als techneut, en ook daar is hij nu bezig met een historische plattegrond. Deze zomer gaat hij weer naar Piraeus. De treinreis duurt al bijna een week: “heen via Oostenrijk, en terug waarschijnlijk via Bulgarije, Hongarije, Joegoslavië. We zien wel wat er gebeurt.”
Maar voordat hij op de trein stapt denkt hij nog een Griekse taart te bakken voor de Huiskamer, een warme ‘vasilopta’, met een muntje erin. “Tot aan dat ongeluk ben ik eigenlijk altijd onderweg geweest. Ik heb meer in het buitenland gezeten dan hier thuis. Ooit moest ik ergens mijn beroep vermelden. ‘Reizende’, heb ik daar toen gezet. Dat ben ik eigenlijk nóg: zelfs al komt het er niet meer van, het zit er nog altijd in.”